Posts Tagged ‘Spinoza

31
okt
11

Aflevering 16 van J.G. Herder: “God” (een serie gesprekken over Spinoza)

Geen wereld, laat staan duizend werelden in lokkende ontwerpen die slechts een wenk nodig hadden om tot bestaan te komen en die God toch niet koos, konden ooit een gedachte Gods worden. Hij speelde niet met werelden zoals kinderen met zeepbellen, tot Hem er een beviel en hij daar de voorkeur aan gaf. Als er duizend werelden buiten deze mogelijk waren geweest, dan kon een grotere God deze scheppen. De zwakke, moeizaam overwegende God zou door hem worden overtroffen en was dus God niet.

Theo:  Zie je het? Juist dit zei Spinoza.

Philo:  Wel zeker zie ik het, en ik lees verder:

“Nog vóór de morgenster Zijn hemel sierde,
En op Zijn scheppend woord de diepe chaos tierde,
Verkoos de Allerwijste het uitgevoerde plan.”

De schone verzen zeggen hetzelfde. De Allerwijste verkoos niet, aangezien er geen voorafgaande, twijfelende overweging nodig was. Al deze gedachtengangen, deze plannen, deze wisselende ontwerpen zijn onverenigbaar met de volmaakte natuur van de oneindige, onveranderlijke Geest. Ze hoten bij die dove en stomme soort eeuwigheid, die de nietsdoende God:

“Had doorgebracht in eenzaam, diep beraad,
Tot dan, niet eerder dan Zijn scheppingsdaad.”
[1]

Waarover wij het al eens waren. Het verbaast mij hoe Leibniz dergelijke antropomorfismen[2] kon toelaten.

Theo:  Verbaas je daar maar niet over. Hij liet ze toe in zijn populaire boek Theodicee en je weet, waar een populaire manier van voorstellen dikwijls toe verleidt. De vele schijnbare verwijten van Bayle[3] dwongen hem ertoe zijn argumenten hiertegen zorgvuldig te formuleren en ze van alle kanten te belichten. Vandaar de antropomorfismen die zijn werk zo kenmerken en die ik ook niet graag in zijn werk zie, maar die in de tijd van Leibniz voor zijn doelen nodig waren. Het is alleen jammer dat zijn navolgers niet altijd konden onderscheiden wat bij hem slechts aankleding of aanpassing was, en wat strikt genomen tot zijn systeem behoort. Zo heeft men bv. ook Spinoza’s systeem dikwijls willen weerleggen door onderscheid te maken tussen de “wereld buiten God” en de “wereld in God.” In God zou de wereld eeuwig zijn als idee, d.i. als een soort zeepbel waarmee Hij in Zijn gedachten speelde. Hij genoot hiervan en broedde in lange, lange eeuwigheden het ongeboren ei uit. Nu was dan de tijd gekomen (stel je je eens in de eeuwigheid van de nietsdoende God die lange, lange tijd voor) waarop Hij besloot te scheppen[4]. Plotseling trad de wereld uit God naar buiten, die zo lang in Hem was geweest. Nu is hij voor altijd buiten Hem en Hij buiten de wereld. In het grote niets van de oeroude, ledige eeuwigheid heeft Hij Zijn plekje waar Hij zichzelf aan het beschouwen is en waarschijnlijk over het project van een andere wereld nadenkt. Ik moet toegeven dat ik de goden van Epicurus beter kan lijden dan dit nietsdoende, melancholieke Wezen, waarmee men zonder enig voorbehoud of scrupules Spinoza meende te kunnen weerleggen. Leibniz is niet de schuld van dit onbegrip, hoewel hij in zijn dichterlijke geaardheid ook bij strikte waarheden dichterlijke inkleding niet versmaadde zoals beeldspraak, gelijkenissen, allegorieën, antropomorfismen enz., om vreemd klinkende en schijnbaar aanstootgevende waarheden in gemakkelijker te aanvaarden begrippen te gieten.

Philo:  Des te ernstiger is dit voor zijn navolgers. Want doordat zij het omhulsel niet van de kern verwijderden, heette bij hen Leibnizianisme, wat bij Leibniz zelf slechts inkledende verdichting of aanpassing was. Tegen de noodzakelijkheid van Spinoza echter heeft hij zich sterk uitgesproken.

Theo:  In zijn populaire Theodicee was het niet zijn bedoeling om Spinoza zacht tot de orde te roepen zoals hij dat in een andere voortreffelijke publicatie met Locke heeft gedaan[5], maar om zijn eigen systeem scherp van dat van Spinoza te onderscheiden.

Phil:  En dit eigen systeem van Leibniz was….

Theo:  Het systeem van de morele noodzakelijkheid in God, waarin Hij het beste naar geschiktheid (18de  -eeuws Duits: “Convenienz”) uitkoos.

Philo:  En waarin verschilt dan de morele noodzakelijkheid van die wij de wezenlijke, innerlijke, goddelijke noodzakelijkheid willen noemen? God moet het beste volledig inzien en laten werken, niet door zwakke willekeur, maar volgens Zijn natuur, zonder omzichtige vergelijking met het slechtere, dat op zichzelf een niets is. Ook in het systeem van Spinoza is totaal geen sprake van een fysieke, d.w.z. blinde, uiterlijke dwang, hiertegen spreekt hij zich krachtig uit. Zedenwetten van buitenaf opgelegd, kent God niet[6].

Theo:  Aan die zedenwetten dacht ook Leibniz niet toen hij het woord “morele noodzakelijkheid” koos. Hij stelde dit begrip slechts tegenover de fysieke, d.w.z. blinde macht of duistere dwang[7], en ergerde zich aan de harde woorden van Spinoza. Zelfs zijn morele noodzakelijkheid in God heeft hij zoveel hij kon, door middel van de antropomorfismen van een ontwerp, van een keuze, van een oordeel op geschiktheid enz., verzacht.

Philo:  Of Bayle daarop geen antwoord zou hebben gehad, is de vraag. Leibniz moest zich bij die keuze op bedoelingen verlaten die alleen God kent, aangezien Hij volgens geschiktheid kiest. Wij nemen ze als goed aan, juist doordat God ze koos, anders zou Hij ze nooit gekozen hebben.

Theo:  Dat moest hij inderdaad.

Philo:  En welke sterveling zou het niet ook moeten doen, als hij zijn blik afwendt van de innerlijke noodzaak die uit zichzelf goed is, en afzonderlijke bedoelingen van God naar geschiktheid wil raden? Zonder zich daarvan bewust te zijn, gaat hij ten onder in een zee van verzonnen einddoelen die hij bewondert of vermoedt. Daarbij geeft hij makkelijk de zoektocht op naar hetgeen volgens onveranderlijke, eeuwige wetten de innerlijke aard van de zaak uitmaakt. Welk een massa theodiceeën, teleologieën[8], physico-theologieën enz. zijn er niet gericht op deze geschiktheid! Al naargelang het paste en het zo uitkwam, zijn aan het Opperwezen dikwijls niet alleen zeer beperkte, zwakke bedoelingen toegeschreven, maar draaide het er uiteindelijk op uit, dat alles maar werd toegeschreven aan Gods willekeur. De gouden keten van de natuur werd aan stukken getrokken om slechts enkele voorwerpen aan deze keten zo te isoleren, dat zelfs op sommige plekken een elektrische vonk van een willekeurige goddelijke bedoeling oplichtte. Ik moet toegeven dat dit mijn filosofie niet is.

Theo:  En welke is de jouwe, Philo?

Philo:  Dat ik mij bekommer om de wetten van de natuur, om de innerlijke aard der dingen, zoals ze zich aan ons voordoen. Het bestaan van de wereld is aan voorwaarden onderworpen, daar twijfelt niemand aan, immers een uitwerking vindt plaats door haar oorzaken en niet door zichzelf. Omdat de wereld er nu eenmaal is, hoe ze ook mag zijn ontstaan, en niet alleen maar hier en daar sporen van wijsheid, macht en goedheid toont zoals men in het algemeen wel zegt, maar de gehele Godheid openbaart in elk punt, in het wezen en de eigenschappen van elk ding (als ik dat zo zeggen mag): in DÍT symbool[9], in DÍT punt in ruimte en tijd wordt Hij zichtbaar en werkzaam. Wat is dat voor kinderpraat om altijd en alleen maar te vragen waarom, en met welke bedoeling Hij zich nu eens hier, dan weer daar, mag hebben geopenbaard, in plaats van het noodzakelijker en schoner onderzoek te verrichten naar wat het dan eigenlijk is, dat zich openbaart, en op welke manier, d.i. welke krachten der natuur het zijn, en volgens welke wetten zij niet alleen in dit of dat orgaan, maar overal hun organische werking uitoefenen.

Theo:  Ga verder, Philo.

Philo:  Wij noemen de wereld “toevallig” omdat zij een uitwerking is van vele uitwerkingen. Deze uitdrukking is niet passend, en zelfs strijdig met de taal. De werking van de hoogste Macht, die volgens noodzakelijke, innerlijke werking van Zijn wezen, en bijgevolg volgens de volmaakte goedheid en wijsheid werkt, is geen toeval, net zo mijn als het intellect van God (dit woord in de juiste betekenis gebruikt) toevallig-wijs, toevallig-goed is. Hij schiep het mogelijke en voor een oneindige macht is al het mogelijke mogelijk. Dit alles is nu door ruimte en tijd, d.i. door wezenlijke ordening, verbonden. Elk voortgebracht ding is door volmaakte individualiteit bepaald en erdoor omgrensd. Noch in de wereld als geheel, noch in haar kleinste onderdeel is dus toeval gelegen[10]. Buiten datgene wat de almachtige Geest mogelijk achtte, is elke mogelijkheid een droom, evenals er buiten de ruimte geen ruimte is, en buiten deze tijd geen tijd. Dit zijn allemaal lege fantomen van het voorstellingsvermogen, door een droom bij elkaar gezette woorden, waarin slechts een droom meent iets te aanschouwen.

Geen enkel ogenblik dus nam de Schepper rust, want in de eeuwigheid Gods zijn er geen ogenblikken, en de wezenlijk Werkzame rustte nooit. Maar daarom is de wereld nog niet eeuwig zoals God, want zij is een verbinding van de dingen des tijds. Elk ogenblik in de tijd derhalve, ja zelfs de hele voortgang van de tijd zelf, is met de absolute eeuwigheid Gods absoluut onvergelijkbaar. Alle dingen in de loop van de tijd zijn afhankelijk van elkaar, en uiteindelijk geheel afhankelijk van de oorzaak die hen voortbracht. Geen enkele hiervan is dus met het bestaan van God te vergelijken. Wat de tijd is voor het gevolg, is de ruimte voor de co-existentie[11]. God is aan geen ruimte af te meten, omdat Hij met geen enkel ding dat gelijk is aan Hem, samen bestaat. Hij is daarentegen de enige Oorzaak, de onpeilbare Wortel van alle dingen, zo ver verheven boven ons voorstellingsvermogen, dat in Hem alle ruimte, tijd en denkbeelden van onze fantasie, totaal verdwijnen. Wij eindige wezens, in tijd en ruimte omsloten, en die alles alleen in hun maat kunnen voorstellen, wij kunnen van de hoogste Oorzaak alleen zeggen: zij is, zij werkt. Maar met deze woorden zeggen wij alles. Met oneindige Macht, die door zichzelf het hoogste goed is, werkt ze in elk punt in de ruimte door, op elk ogenblik in de voort-ijlende tijd. Ruimte en tijd echter vormen alleen in ónze ogen een meer of minder duidelijk beeld van de samenhang van het Wezen, volgens die zelf-bepaalde eeuwige ordening, die de eigenschap en werking van de oneindige werkelijkheid zelf is, en die bijgevolg dan ook op niets minder dan deze ondeelbare, eeuwige werkelijkheid rust. Geen edeler zaak dus kent onze geest, dan in de ons gegeven symbolen[12] der werkelijkheid de ordening te volgen die in het intellect van de Eeuwige was, is en zal zijn. Elk van Zijn wetten is het wezen van de dingen zelf, niet willekeurig daaraan vastgehecht, maar één met Hem. Hun wezen is Zijn wet, Zijn wet hun wezen. De verbinding van alle is een daadwerkelijke weergave van Zijn werkzaamheden en krachten. Hoe naïef zou het nu zijn, als ik bij het bewonderen van de schoonheid van een cirkel en haar vele verhoudingen, diepzinnig de geheime, bijzondere bedoelingen zou willen naspeuren waarmee God zulk een cirkel schiep, en waarmee Hij haar precieze, schone verhoudingen tot de natuur van de cirkel en tot voorwerp van ons metende vernuft had gemaakt! De ruimte zou geen ruimte zijn, als daarin onder alle mogelijke omtrekken niet ook de cirkel zijn plaats zou vinden, en ons vernuft zou geen vernuft zijn, wanneer het de schoonheid van de verhoudingen erin niet zou opmerken.

Theo:  Ik wil je met andere voorbeelden helpen, Philo. Als de mensen nu maar eens alleen maar bij de bewondering stil waren blijven staan:

—- “Dat ’t talrijk sterrenvolk, dat nooit verdwijnt,
Met steeds dezelfde pas, in gloed die eeuwig schijnt,
Door een verborgen wet geregeld uitgestrooid,
Zijn eigen kringen gaat, verdwalen doet het nooit.”

Copyright: Erik Tjallinks


[1] Onlogische zin in de context van het betoog. In plaats van “niet eerder dan” had er moeten staan: “tot aan.” (Het was niet de wiskundig geniale logicus Leibniz zelf die hier aan het dichten was, maar de romanticus Johann Peter Uz, die Leibniz Theodicee in een gedicht verwerkte.

[2] Antropomorfisme: het toekennen van menselijke neigingen en eigenschappen aan andere dan menselijke wezens, zoals hier aan de Godheid. Herder gebruikt zelf het woord “antropopathieën” (het toekennen van menselijke gevoelens aan God), en noemt op een plaats antropomorfisme als een vorm van antropopathie. Ik heb besloten om slechts “antropomorfisme” als enige vertaling te gebruiken omdat het woord antropopathie in het Nederlands totaal ongebruikelijk is.

[3] “schijnbare verwijten”. Bayle gaf een kritisch blad uit, en was zelf een zeer tolerant denker, dus vandaar waarschijnlijk“schijnbaar”. In de zeventiende eeuw betekende “kritisch” kritisch ten opzichte van de officieel erkende geloofsrichtingen.

[4] Deze gedachtengang van een lang nadenkende God die ineens besluit te scheppen, kan in overeenstemming worden gebracht met het bijbelse scheppingsverhaal, terwijl het Godsidee van Spinoza daar totaal vreemd aan is. Vooral in de zeventiende eeuw zat iedereen in zijn godsdienstige ideeën nog muurvast aan de letterlijke teksten van de bijbel.

[5] (noot van Herder) “Oeuvres Philosophiques de Leibniz, publ. p. Raspe, Amsterdam 1765”, bijna de meest leerzame van Leibniz’ werken, waarvan overigens elke pagina leerzaam is.

[6] (noot van Herder) “In geen geval onderwerp ik God aan een Noodlot, maar ik stel mij voor dat uit Gods natuur alles dermate noodzakelijk volgt, als ieder het zich uit de natuur Gods noodzakelijk volgend voorstelt, nl. dat God zichzelf onderkent (Duits “erkennt”). Bij het laatste ontkent niemand, dat het uit Gods natuur noodzakelijkerwijze volgt, en toch denkt daarbij niemand, dat God door een noodlot gedwongen, zichzelf onderkent. Hij onderkent zich in vrijheid, en toch noodzakelijkerwijze. (Ep. XXIII).

[7] Die Leibniz meende in Spinoza’s systeem te zien, maar die door Spinoza en Herder in het voorgaande uitgebreid is weerlegd.

[8] Teleologie = letterlijk “leer van de bedoelingen”. Men kon er zich niet mee verzoenen, dat God of de natuur geen doelen zou hebben. De mens zelf stelt het hebben van een of meer doelen als een van de hoogste normen, en om zich heen ziet de mens de levende natuur allerlei “bedoelingen” hebben. Dat dit met de natuur niet zo is, hebben Darwin en de evolutionisten laten zien, en dat het goddelijke en/of de natuur geen doel buiten zichzelf heeft, heeft het genie van Spinoza trachten aan te tonen. De moeite om hiervan overtuigd te raken, wordt nog vergroot door de godsdiensten, die bestaan dank zij het toekennen van een doel, al is dat ook maar de mens onbekend, aan God. Toen de Pruisen oorlog voerden tegen de Oostenrijkers, baden beide legers dat het Gods doel zou zijn hen te laten overwinnen, godsdienstige mensen geloven dat God “een plan”  met hen heeft, God zond Zijn zoon naar de aarde met het doel de mensheid te verlossen, enz. Ook Jahwe had een doel met het volk van Israel. Deze doelgerichtheid ontkennen was pure ketterij.

[9] Symbool: wordt hier verstaan als een tastbaar of denkbaar ding, zijnde een “symbool” van de werking Gods.

[10] Dit begrip “toeval” te onderscheiden van het statistische toevalsbegrip. Het statistische toevalsbegrip, gebruikt in de kansrekening en loterijen, is in de zienswijze van Spinoza op zichzelf geen toeval, maar een vorm van geschapen ordening.

[11] Co-existentie: “het naast en met elkaar bestaan”.

[12]   Symbool: wordt hier verstaan als een tastbaar of denkbaar ding, zijnde een “symbool” van de werking Gods.

16
sep
11

Johann Gottfried Herder: God. Een serie gesprekken over Spinoza

Na jarenlange afwezigheid ben ik weer terug, nu om voortaan tekst te publiceren. Ik vond een oud Duits boek op zolder: de verzamelde werken van Johann Gottfried Herder (1744 – 1803). Daaronder een boekje, bevattende een tweegesprek tussen de vrienden Theophron en Philolaus. In dit tweegesprek wordt op een haast Socratische manier over Spinoza (1632 – 1677) gesproken: zijn leven, zijn werk, zijn godsbegrip en andere zaken, in het licht van zijn tijd en van de tijd van Herder. Omdat ik eerder Duits werk heb vertaald en uitgegeven, besloot ik dit ook te gaan vertalen. De materie boeit mij en dat is een belangrijk criterium: het is voor mij eerder een hobby dan opgedragen werk. Vanaf hier dus in afleveringen dit vertaalde werk. Ik probeer dagelijks 1,5 – 2 pagina’s te vertalen, vóór 1 januari 2012 klaar te zijn.

Natuurlijk ben ik doorgegaan met mijn foto-hobby. Degenen die meer werk van me willen zien, verwijs ik naar http://www.flickr.com/photos/eriksimages/ . Ga maar eens kijken, zelf vind ik dat mijn fotowerk in drie jaar (veel)  beter is geworden, ik werk voornamelijk met de Olympus E-P1 en de Sony A200, beide met diverse lenzen, met zo nu en dan 6×6 Rolleiflex en andere analoge camera’s.

 

Eerste gesprek

Phil Zie je, Theo, dat verkwikkende uur, dat op het vreselijke onweer volgt. Zwavelwolken stapelden zich op, ze ontnamen ons het zicht op de zon en alles op aarde de adem. Ze zijn uiteengescheurd, en alles heeft weer licht en lucht.  Zo stel ik mij de toestand van de wetenschap voor, nadat  Spinoza en zijn kornuiten de wereld met hun zware dampen van het zicht op God wilden beroven. Deze torenden ook tot in de hemel en omvatten het uitspansel. Maar een gezonde filosofie heeft ze als gevallen engelen naar beneden laten komen, en de weldenkende geest ziet de zon weer helder.

Theo Heb je Spinoza gelezen, beste vriend?

Phil Gelezen heb ik hem niet. Wie zou immers dit duistere boek van een dwaas lezen? Maar wat ik uit de mond van velen die hem hebben gelezen vernomen heb, is dat hij een atheïst en pantheïst is geweest, een prediker van de blinde noodzaak, een vijand van de openbaring, een bespotter van de godsdienst, en daarom ook een verwoester van staten en de hele burgermaatschappij, kortom een vijand van de mensheid, en dat hij ook als zodanig is gestorven. Hij verdient dus de haat en afschuw van alle mensenvrienden en ware filosofen.

Theo De onweerswolk intussen verdiende hij dus niet, waar je hem zojuist mee hebt vergeleken, want ook die hoort tot de natuurlijke ordening en is heilzaam en nuttig. Maar, om even niet in vergelijkingen te spreken, heb je, mijn vriend, ook niets naders  en meer bepaalds over Spinoza gelezen, waar we ons in het gesprek op kunnen richten?

Phil Veel. Bijvoorbeeld het artikel over hem in Bayle (1)

Theo Met Bayle heb je in dit geval niet meteen de beste zegsman te pakken. Hij, die verder onverschillig stond tegenover systemen, omdat hij zelf geen systeem had, bleef waar het Spinoza betrof, niet onverschillig. Hij koos vol ijver partij tegen hem, daartoe zonder twijfel aangezet door omstandigheden van tijd en plaats. Misschien leefde hij te dicht in de buurt van de overledene (beiden in de Republiek der Nederlanden – vert.). De leer, ja zelfs de naam van Spinoza was destijds een scheldwoord, zoals beide dat nu ook nog voor een groot deel zijn. Alles wat ongerijmd en goddeloos is, noemt men voor een deel nog Spinozistisch.  Nu was het niet de sterke kant van Bayle, die zo graag alles dialectisch (=”vanuit tegenstellingen”- vert.) bezag, om een systeem als systeem te ontwerpen en het in zijn geheel met het diepste gevoel voor waarheid te bezielen. Hij vloog door alle gebouwen van leren en theorieën heen, met een scherp oog voor hun onderlinge verscheidenheid voor zover ze dienstig waren aan zijn twijfel. Nu eens vond hij deze mening belangrijk, dan weer een andere.  Van datgene echter wat innerlijke overtuiging heet, kon hij met zijn lichte manier van denken zich geen voorstelling maken, zoals zijn woordenboek bijna onweerlegbaar aantoont. ______________________________

(1) Pierre Bayle (1647 – 1706), een belangrijk theoloog die een encyclopedie schreef over geschiedenis en cultuur “Dictionnaire historique et critique”. Tijdgenoot van Spinoza, net als hij tolerant en voorstander van scheiding tussen wetenschap en godsdienst, werkte eveneens in de Republiek (Rotterdam)

Copyright: Erik Tjallinks.




mei 2024
M D W D V Z Z
 12345
6789101112
13141516171819
20212223242526
2728293031  

Pagina’s

Ik fotografeer vooral landschappen en wat daar zoal op en aan te zien is. Zie ook mijn andere blog door hierop te klikken: